Er valt bij Bert Andreae een ontwikkeling waar te nemen van een toverachtige werkelijkheid, die lijdt onder wiskundige vertekeningen, naar een ontleding van die wekelijkheid. Jammer daarom dat zijn vroegste werk niet aanwezig is in Langelo. Wel genoeg werk uit latere jaren om de ontwikkeling te kunnen volgen. Van dat wat je ziet naar wat onder de huid ligt: zo’n weg kan leiden tot een kille en niet betrokken verhouding tot de werkelijkheid. Er zij dan ook opmerkelijke overeenkomsten tussen het werk van Andreae en van de Zwitser H. R. Giger wiens ‘Necronomicon’ een ontwikkeling laat zien vanuit een zelfde beginpunt naar een meer demonische realiteit. Bij Andreae vindt echter (plotseling?) een wending plaats naar een weliswaar onderhuidse maar niettemin normale werkelijkheid; in zoverre je daar van spreken kunt. Een bezetenheid voor weefsels doet Andreae tot een explosie van creativiteit komen, waarvan de map zeefdrukken ‘De Omslag’ op voortreffelijke wijze getuigt. (…)Voor Andreae geldt immers ook wat met betrekking tot Horst Jansen en Paul Wunderlich is gezegd, dat n.l. aan deze enkelingen beter dan aan hen die bij een school of richting zijn, een tijd herkend en herkenbaar wordt. Zowel Andreae als Jansen en Wunderlich zijn afkomstig uit onze streken; zij het dat Jansen en Wunderlich uit Hamburg komen. Maar het licht van onze kuststreken is in hun werk terug te vinden.

JAN KOOISTRA – ‘Klinische observaties van Bert Andreae’, Leekster Courant, 1988